
Wanneer een oude man uit het raam kijkt, lopen de tranen over zijn gerimpelde gezicht naar beneden. Hij is net na de oorlog geboren en heeft de gruwelijke verhalen in zijn jeugd allemaal gehoord. Er was schaarste en langzaam bouwden ze samen het land weer op. Een mooie tijd vond de oude man. Prachtige en handige uitvindingen werden er gedaan, waar je als mens je gemak van had. De welvaart bracht nieuwe kansen en allen streefden naar een betere wereld.
De oude man veegt de tranen van zijn gezicht. Misschien is de mens wel een beetje uitgeschoten. Als hij naar zijn kleinkinderen kijkt, kan hij amper met hen communiceren. Ze zitten de hele tijd op hun telefoon en kijken hem alleen aan, als ze niet anders kunnen. Misschien is door deze technologie de samenleving een beetje uit elkaar gerukt.
De oude man dacht aan zijn eigen jeugd. Er waren andere telefoons. Telefoons die op een kastje stonden en waar een snoer aan zat. Waar je met je vingers in vast bleef zitten als je de schijf probeerde rond te draaien. Waar de mensen nog voor de tijd toe belden, of het weer. Hij was altijd buiten met zijn vrienden. Ze bouwden hutten, ze schaatsten op sloten. Er werden buurtfeesten gehouden en later, toen hij ouder werd, dansen op zaterdagavond. Ja, zo heeft hij zijn vrouw ontmoet. Tegenwoordig als ze een partner zoeken, zoeken ze het op internet en keuren ze elkaar op uiterlijk en status. Zijn kleinzoon had hem hierover verteld. Het eerste wat de jonge dames vragen is, of hij een eigen huis heeft en wat hij per maand verdient.
De oude man werd een beetje boos. Waar is de romantiek? Waar is die aantrekkingskracht van twee personen gebleven? Zijn wij als mens niet te ver doorgeschoten? Waar is dat praatje bij de bakker gebleven? Waar is het sociale contact gebleven en de hulp aan elkaar? Alles moet opeens snel, alles is zo onpersoonlijk geworden. De samenleving is zo verdeeld geraakt, het is nu ieder voor zich.
De oude man kijkt de straat weer over. Hij ziet de mensen zich vluchtig heen en weer bewegen. De wereldse spanningen herhalen zich, en hij herinnert zich de verhalen nog die hij ooit in zijn jonge jaren heeft gehoord. Alleen was het toen anders. Ze waren samen en waren één. Nu is het ieder voor zich. De man loopt bij het raam weg en gaat in zijn stoel zitten.
Hij sluit zijn ogen en vraagt aan de Engelen om hem heen: “Mag de verdeeldheid ons weer samen brengen?”
Geschreven door Jolanda Rhijnsburger
Reactie plaatsen
Reacties